Mag het een ennetje meer zijn? Van waarde naar waarden in living labs

Living labs staan hoog in de hitlijsten van onderwijsinnovatie. Vrijwel elke hoger onderwijsinstelling heeft inmiddels er wel een of meer. Ook in het MBO groeit de interesse voor deze nieuwe manier om leren en praktijk bij elkaar te brengen. De labs kunnen over het algemeen op flink wat enthousiasme rekenen bij de betrokkenen, en leveren regelmatig concrete resultaten op die hoge ogen gooien. En zo wordt er veel gesproken over de waarde van labs voor onderwijs, voor onderzoek en bedrijfsleven. Maar, met een ennetje erbij, wijzen de labs ook de weg naar meer door waarden gedreven manieren van leren, onderzoeken en innoveren. Manieren die passen bij grotere vraagstukken over welke kant het met economie en innovatie uit moet. Met nadruk op betekenisvol en sociaal ondernemen, en een groter goed dan financiële winstmaximalisatie.

Daar mag best wat meer aandacht voor zijn en zichtbaarheid aan worden gegeven.

Het begon vorig voorjaar met de opdracht om iets duurzaams te bedenken met olifantengras, dat stugge riet dat wel als natuurlijke vervanger voor plastic wordt gezien. Het studententeam van Inholland dat in Citylab Haarlem met deze nogal vage vraag aan de slag ging, had eerst de nodige omwegen en doodlopende routes nodig om duidelijk te krijgen met wat voor probleem de betrokken bedrijven nu precies te maken hadden. Na een paar weken lag er echter niet alleen een duurzame toepassing in de vorm van soepbekers, maar had het team een gedetailleerd totaalconcept uitgewerkt voor een nieuwe sociale onderneming. Inclusief een waslijst aan geïnteresseerde potentiële partners en financiers. In het kielzog van duurzaamheid, waren ook de strijd tegen voedselverspilling en tegen sociale uitsluiting het project binnengebracht. De studenten doopten hun concept ‘Happy Soups’. 

Wat later, vlak voor de jaarwisseling mocht ik als jurylid van 3IDLabs van Hogeschool Artevelde in Gent, deelgenoot zijn van het enthousiasme waarmee een groep studenten een uitgewerkte oplossing uitlegde voor vergroening in steden, met een innovatief verdienmodel en een idee om balkon- en daktuinieren zelfs voor de minst groene vingers leuk te maken. Ook voor Green Seeds waren heel wat iteraties en verbeelding nodig om bij dit veelzijdige concept uit te komen.  

Living leerlabs

Het zijn zomaar twee uitkomsten van living labs die in het hoger onderwijs steeds meer hun intrede doen. Studenten werken werken samen met docenten, onderzoekers, externe partijen en eindgebruikers aan concrete vraagstukken. Dat gaat meestal via een aanpak waarbij geput wordt uit de groeiende toolbox van design thinking. Er wordt ontwerpgericht gewerkt, eindgebruikers worden nauw betrokken, verbeelding speelt een grote rol, het ontrafelen van een (complex) vraagstuk is minstens zo belangrijk als de oplossing en er wordt iteratief gewerkt – bij nieuwe informatie en ervaringen steeds terug naar de tekentafel. Dat vraagt vanzelfsprekend om nieuwe manieren van samenwerken en co-creëren, en maakt zulke leer- en innovatie-omgevingen bij uitstek geschikt voor het ontwikkelen van allerlei vaardigheden die in ‘traditionele’ onderwijsvormen minder worden aangesproken. Niet voor niets gaat het bij labs regelmatig om ‘21st century skills’  en de ‘T-shaped professional’. 

In die nadruk op persoonlijke groei en professionele ontwikkeling verschillen living labs waarin onderwijs een belangrijke rol speelt (voor het gemak maar even ‘living leerlabs’, maar bijvoorbeeld ook innovatiewerkplaatsen (Hanze) of ateliers (NHL Stenden) genoemd) van living labs die hun wortels in R&D hebben. In zulke labs is leren ook van betekenis, maar zijn het toch vaak de onderzoeksresultaten en concrete innovaties die de meeste aandacht krijgen. Het staat wat onvriendelijk, maar het ‘afrekenmechanisme’ dat in living leerlabs aanwezig is voor leeruitkomsten, ontbreekt is andere living labs over het algemeen. Studenten verdienen studiepunten met deelname in het lab, en daar hoort een vorm van toetsing of verslaglegging bij. Bij Inholland houden studenten bijvoorbeeld een logboek bij over hun persoonlijke ontwikkeldoelen. 

Even terzijde: die nadruk op persoonlijke ontwikkeling reikt in living leerlabs niet verder dan de studenten. Ik moet in elk geval nog een voorbeeld tegenkomen waarbij docenten die meedoen zelf zo’n leerjournaal bijhouden. Of externe partners. Niet dat dat moet, maar de filosofie achter living labs kan in de knel komen zodra leren de opgave wordt van één of enkele stakeholders in plaats van allemaal. Ik schreef al eerder dat er risico is op scheefgroei in de verhoudingen, terwijl je in een lab juist een platte structuur wil waarbij iedereen op gelijke voet deelneemt. Parkeer je persoonlijke ontwikkeling bij één stakeholder, dan wordt het binnen no time het equivalent van ‘minder ervaren’ en daarmee ‘minder kundig’ of zelfs ‘minder capabel’. 

Maar als je even wat langer kijkt naar de leerervaringen van studenten in living leerlabs dan valt er nog iets op wat in andere living labs gemakkelijker onder de oppervlakte blijft. En dat heeft alles te maken met de vraag waarop de deelnemers in het lab het meest trots zijn.

Waar ben je trots op?

Achter de mooie, goed uitgewerkte en innovatieve oplossingen zit altijd enthousiasme bij de betrokken teamleden. Bij Happy Soups en Green Seeds waren de studenten niet alleen tevreden over de uitkomst, maar voelden zij zich bovendien gemotiveerd om hun tanden te zetten in het traject dat zij samen met de externe partners ingingen. Doordat studenten daarbij min of meer gedwongen worden om te reflecteren op hun eigen ambities, ontwikkeling, sterke kanten en ontwikkelpunten, ontdekken ze ook meer waarvoor zij in beweging willen komen. En dan blijken zulke labprojecten sterk waardegedreven. (Uitzonderingen daargelaten natuurlijk, er zijn ook altijd studenten bij die meedoen omdat ‘het moet’.) Waarden kunnen heel uiteenlopend van aard zijn en hebben soms betrekking op het team zelf (flexibiliteit, eerlijkheid, transparant werken), maar verder veelal op een hoger doel, waaraan de in het lab gezochte oplossing een stukje kan bijdragen (duurzaamheid, menswaardig bestaan, sociale rechtvaardigheid). Oplossingsrichtingen die in een lab worden gekozen hangen sterk samen met dat waaraan door de deelnemers waarde wordt gehecht. De waarden geven betekenis aan de oplossing. Zo hadden de uitkomsten van Happy Soups en Green Seeds er ongetwijfeld anders uitgezien als de teamleden zich door andere waarden hadden laten leiden. 

Nu is die gedrevenheid door waarden zeker niet uniek voor living labs. Sterker nog, waardegericht werken is een thema dat op brede schaal ingang begint te vinden in domeinen variërend van economie tot zorg. Op basis van talloze interviews met (jonge) professionals vestigde Aaron Hurst met zijn bestseller ‘The Purpose Economy’ inmiddels alweer 6 jaar geleden, de aandacht op de opkomst van betekenisgeving in en aan dat waar we ons voor inzetten, en onze natuurlijke neiging om deel te willen zijn van iets dat groter is dan onszelf. Er zijn bovendien steeds meer indicaties dat bedrijven en organisaties die ruimte maken voor waardegericht werken en innoveren, beter presteren. Ook in Nederland en bij hoger onderwijsinstellingen is voor dat terrein veel aandacht, tot een New Economics Lab van eigen bodem (lector Kees Klomp, Hogeschool Rotterdam) aan toe, waarin waardegericht werken en betekeniseconomie concreet handen en voeten krijgen.   

Maar living (leer)labs zijn bij uitstek kraamkamers voor waardegedreven leren, onderzoeken en innoveren, en daarmee voor een beter begrip van transities in economie en samenleving, waarin zaken als sociaal ondernemen, duurzaamheid, circulariteit, financiering op basis van impact, en missiegedreven innovatie steeds meer op de voorgrond staan. Juist doordat er in labs veel partijen betrokken zijn, er interdisciplinair wordt samengewerkt en (als het goed is) een soort open ruimte wordt gecreëerd waarbij dagelijkse rollen en functies opzij worden gezet om samen een complex vraagstuk aan te pakken, is er ook veel ruimte te ontdekken op basis van welke gedeelde waarden je aan de slag gaat. Die mogen schuren met de alledaagse praktijk van de stakeholders. Voor bedrijven betekent dat bijvoorbeeld dat winststreven of de goedkoopste oplossing geen onwrikbare grondslag vormen. Het Rathenau Instituut schreef een paar jaar geleden al dat echt vernieuwende oplossingen voor complexe vraagstukken nog al eens ‘ontwrichtend en ondermijnend zijn voor gevestigde belangen en partijen’. Maar dat betekent niet dat je er niets waardevollers voor terugkrijgt. 

Waardenlabel

Hoe kan dat waardegerichte meer aandacht krijgen binnen labs, zonder dat het een ‘moetje’ wordt? Ongetwijfeld zijn er allerlei verschillende mogelijkheden om ermee aan de slag te gaan. Individuele studenten kunnen er in hun eigen logboeken of verslagen reflecterend mee aan de slag – en in sommige living leerlabs gebeurt dat al. Maar werken in labs is teamwork, en juist de manier waarop gedeelde waarden worden ontdekt en er vorm aan wordt gegeven, is interessant en iets waar nog veel over te leren valt. Sowieso is de dynamiek binnen teams, zoals lector Guido Stompff het in zijn lectorale rede zei, een ‘black box’ in de literatuur rond design thinking. 

Een experimentele manier om ermee aan de slag te gaan is een ‘waardenlabel’ (expres met ‘n’) voor living labs. Dat is op de eerste plaats een intern instrument waar het labteam tijdens een project mee aan de slag kan gaan om zich meer bewust te worden van collectief gedeelde waarden en de manieren waarop die invloed hebben op de gezochte en gekozen oplossingsrichtingen. Daarnaast is het ook een overzichtelijke manier om aan de buitenwereld te laten zien waar waarde aan is gehecht bij de totstandkoming van die oplossing. Het heet niet voor niets een ‘label’. Het is voor teams zogezegd een hulpmiddel om zichtbaar te maken waar je echt trots op bent. Later meer over het Waardenlabel.